Interview met Daniel Pemberton

Op Fimucité: een filmfestival op Tenerife, had ik de eer en het genoegen om drie fantastische componisten te mogen interviewen en ik wil deze interviews de komende weken met jullie delen. Op 30 september 2017 sprak ik met Daniel Pemberton over muzikale diversiteit, diepere gedachten over King Arthur: Legend of the Sword en zijn toekomstplannen.

Om te beginnen, hoe ben je in aanraking gekomen met de filmmuziekindustrie?

Daniel PembertonIk werk veel met tv-regisseur Nick Murphy en hij kreeg een film aangeboden, en daarbij ook aanbiedingen voor een paar goede componisten om mee te werken, maar hij koos mij uit, wat heel aardig van hem was. Ik ben hem daar nog steeds dankbaar voor, omdat hij voor een andere componist had kunnen gaan, maar we hebben een aantal keren samengewerkt in de televisiewereld. Hij wist dat ik alles zou geven, dus nam hij me mee richting films en via zijn film The Awaking hoorde Ridley Scott van mij en daarna werkte ik voor Ridley Scott. Dus het was een gek, zeer snel bewegend proces dat gebaseerd is op het werk wat ik doe. Ik probeerde goed werk af te leveren voor Nick, en dat kreeg Ridley te horen en vond het goed, en opeens: ‘boem’!

Toen ik naar je laatste soundtracks aan het luisteren was, merkte ik dat ze één ding gemeen hebben: elke soundtrack is compleet anders. Waar begin je met het schrijven van muziek voor een film?

Elke keer als ik aan een nieuwe film begin, probeer ik uit te werken hoe ik de soundtrack anders en interessant kan maken, want dat houdt mij ook geïnteresseerd. Als ik een nieuwe manier kan vinden om iets te doen, wordt het een deel van de uitdaging om dit verhaal op een nieuwe manier te vertellen. Uiteindelijk gaat het om het vertellen van verhalen, maar ook om een ​​wereld te creëren. Als je met verschillende werelden van geluid kunt komen, is dat echt een goede manier om een ​​wereld voor de film te creëren. Echt goede filmmuziek is wanneer je het buiten de film hoort, nadat je de film hebt gezien, het je terugneemt naar die wereld. Ik denk dat het creëren van verschillende sonische universums voor elk project, echt een effectieve manier is om dat voor elkaar te krijgen. Als je altijd dezelfde dingen blijft doen en je zou het horen, dan weet je niet meer uit welke film het komt. Waar hopelijk, elke keer dat je één van mijn scores hoort, je meteen weet van welk project het is.

Ik heb zojuist een film gedaan met Aaron Sorkin, genaamd Molly’s Game , en daarvoor wilde ik het meer schrijven als een band die de muziek heeft geschreven, in plaats van een traditionele filmcomponist. Ik benaderde het meer vanuit een ritmische manier van rockmuziek dan een melodische, traditionele filmcompositie. Dit was erg leuk om te doen, om alles vanuit een andere hoek te proberen

Hier tijdens Fimucité konden we luisteren naar één van je laatste werken: King Arthur: Legend of the Sword. Hoe voelt het als je je muziek door een volledig orkest hoort spelen – vooral als de muziek daarvoor niet bedoeld is?

Het is echt fascinerend. Het luisteren naar een orkest dat jouw muziek speelt, is altijd fantastisch. In de afgelopen vijf jaar heb ik gek genoeg het idee van het schrijven van muziek voor orkesten, waar ik wel van houd, tegengewerkt, want het is heel moeilijk om iets te doen dat je nog nooit eerder gehoord hebt, met een orkest. Ik gebruik het als een geluid naast vele andere geluiden. Wat we vandaag op het gebied van technologie tot onze beschikking hebben, is heel opwindend in hoe je geluiden kunt manipuleren: dingen versterken en zaken op een andere manier gebruiken dan bedoeld. Ik ben altijd geïnteresseerd in hoe ik iets kan proberen, dat ik nog niet gehoord heb en dan de verbazingwekkende breedte en emotionele diepgang van een orkest te gebruiken en dit te combineren tot een geheel. Het is mijn heilige graal om al deze dingen samen te voegen. Het probleem daarmee is dat de meeste dingen live niet echt werken: het zijn echt studio-opnames. Op King Arthur zijn krakende geluiden omgevormd naar ritmes, met daarachter een 50 man sterk orkest. Wanneer je dit live uitvoert, lukt dat zo niet: het wordt te specifiek en microscopisch. Ik denk dat het altijd een uitdaging is om veel van mijn dingen live goed te laten klinken, omdat veel van mijn recente melodische en muzikale stukken helemaal niet zo ingewikkeld zijn. Ze zijn uiteindelijk gedestilleerd tot zeer eenvoudige ideeën en de opwinding ontstaat tijdens het mixen. Maar tegelijkertijd moet ik me voor een paar soundtracks meer richting de orkestrale kant begeven zodat het makkelijker wordt voor orkesten om het te spelen.

Pemberton derde van links, genomen tijdens Fimucité – (c) Aaron s. Ramos

Eén van mijn favoriete scènes in de King Arthur film is de montage scène aan het begin. Hoe is deze tot stand gekomen?

Voor de films van Guy Ritchie werk ik nauw samen met zijn filmmonteur James Herbert en spreken wij elkaar elke dag. Hij oppert ideeën en we praten over dingen. Hij is de belangrijkste persoon met wie ik samenwerk aan deze projecten. Hij kwam met het “hijg-idee”. Ik had muziek geschreven en hij probeerde het onder de beelden. Hij zei dat het wel de goede richting op ging, maar dat ik het moest bijschaven en zo werkten we heen en weer. Hij stuurt mij een nieuwe versie en ik pas zaken aan. Het is altijd een constant samenwerkingsproces tussen mij en James bij dit soort scènes. Hij is echt goed in het zorgen dat een scène opwindend gaat worden.

Ik zag op Twitter dat je in Italië was om wat lokale zangers op te nemen, kun je daar wat meer over vertellen?

Ik ben bezig met Ridley Scotts nieuwe film genaamd All the Money in the World en het gaat over een ontvoering in 1973. Ik ontdekte zeer landelijke volksmuziek uit Sardinië. Voordat het project begon, startte ik met een onderzoek. Maar ik vond het nog te vroeg voor de film. Ik vond het idee altijd leuk om te gebruiken, maar toen ik het script begon te lezen en naar de film keek, wist ik niet hoe het zou kunnen passen. Uiteindelijk is het gelukt om een klein beetje in de film te verwerken, dus ik moest naar Sardinië en twee uur rijden naar een leuk stadje in niemandsland om deze mensen op te nemen die ik nooit eerder ontmoet had. Ik had ze alleen in een zeer slechte YouTube clip gezien. Het is heel spannend om dit soort dingen als componist te doen, omdat je niet weet of het überhaupt wel gaat werken. Het is een opwindend proces om al deze verschillende werelden te combineren in jouw muziek.

En dan de laatste vraag, wat kunnen we in de nabije toekomst van je verwachten?

Jullie krijgen All the Money in the World, dat een behoorlijk interessante soundtrack zal worden. Deze bevat traditionele orkestrale elementen, opera en enkele ongemakkelijke, stressvolle, abstracte gitaarelementen. Er is een film verschenen over het Watergateschandaal genaamd Mark Felt: The Man Who Brought Down the White House . Deze soundtrack is waarschijnlijk niet zo opwindend om naar te luisteren, omdat  het heel erg in dienst van de film geschreven is met minimalistische elektronica en piano. De volgende is Molly’s Game en heeft een zeer afwisselende soundtrack: het is als een rockband, modern klinkende soundtrack. Het is voornamelijk een bandopstelling, met hulp van hiphop breaks en postrock ideeën. Er is nog een project waar ik niet echt over kan praten. Het is een beetje in de wereld van Star Trek en het is zeer traditionele orkestrale muziek. Het zal dus heel interessant zijn om te zien wat mensen daarvan gaan vinden!