Interview met Atli Örvarsson

Een van de concerten tijdens de 2018-editie van het filmmuziekfestival in Krakau was een concert van TORREK, een band die Ierse en IJslandse volksmuziek combineert. De bandleden zijn de IJslandse filmmuziekcomponist Atli Örvarsson en zijn zus Hilda Örvarsdóttir, samen met de Ierse broers Eoghan en Flaithri Neff. Zij hebben elkaar ontmoet toen Örvarsson Ierse muziek nodig had voor de film The Eagle. Tijdens het festival had ik het genoegen om met Atli Örvarsson te praten over zijn carrière, invloeden, zijn band en zijn thuisland. Het interview werd gehouden op 2 juni 2018.

Anton Smit: Om te beginnen, hoe ben je componist geworden?

Atli Örvarsson: Ik kom oorspronkelijk uit IJsland en ik ben opgegroeid met heel veel muziek spelen. Omdat ik in uit een muzikale familie kom, was het overal om mij heen. Ik speelde in veel bands, orkesten en theaterorkesten en ik had een zeer gevarieerde ervaring in de muziek: van klassiek tot jazz tot pop tot theater. Dat was mijn eerste levenscyclus en de tweede cyclus begon toen ik naar Amerika verhuisde en naar het Berklee College of Music ging. Toen ik daar was, besloot ik om me in de filmmuziek te verdiepen. Ik besloot om een van hun cursussen te volgen die je kennis laten maken met filmmuziek en ik werd gewoon verliefd op het schrijven voor film. Het was een soort van baanbrekend moment waarop ik dacht, dit is wat ik moet gaan doen. Zo ben ik uiteindelijk als filmcomponist naar Los Angeles verhuisd nadat ik mijn opleiding had afgerond en ben daar – eigenlijk nog steeds – bijna een paar decennia aan het werk geweest. Onlangs ben ik terug naar IJsland verhuisd, dus nu doe ik ook een behoorlijk deel voor de Europese cinema, andere muzikale projecten zoals een bandproject en werk ik ook aan wat solomateriaal buiten de filmmuziek om. Ik geniet gewoon van mijn leven en mijn muziek en probeer het meest eerlijke in mijn muziek te vinden, voor zover mogelijk. Ik probeer om een bijdrage te leveren dat puur en eerlijk is.

AS: Wat voor soort films had je in gedachten, toen je besloot om filmcomponist te worden?

AO: Niet echt een specifieke film. Toen ik een kind was, was ik erg gecharmeerd van Star Wars en John Williams zijn muziek daarvoor. Toen ik een tiener werd, begon ik veel naar Morricone te luisteren en later, als jonge volwassene, begon ik veel naar bijvoorbeeld de Poolse cinema te kijken. Zbigniew Preisner was een grote invloed voor mij. Mijn portfolio is niet wat ik noodzakelijkerwijs in gedachten had. Misschien waren het dramafilms, de menselijke verhalen hebben me altijd al meer geïnteresseerd dan wat dan ook.

AS: Je zei dat je bent opgegroeid met het spelen van muziek en op dit festival speel je de accordeon. Was dat je eerste instrument?

AO: Nee, dat is iets wat ik zeer recentelijk heb opgepakt. Ik zie mezelf niet eens als een accordeonist. Mijn vader was eigenlijk een accordeonist en ik ben opgegroeid met hem als accordeonist in huis. Mijn eerste instrument was de trompet en daarna begon ik steeds meer piano te spelen. De accordeon is een latere toevoeging. Het was eigenlijk toevallig dat ik op een show accordeon moest spelen. Ik heb er een opgepikt en sindsdien heb ik er een. Op dit moment is mijn hoofdinstrument de piano.

AS: Toen je de jamsessie voor de film The Eagle met je mede-bandleden deed, neem ik aan dat je daarvoor de accordeon gebruikte?

AO: Nee, dat was de piano. Ik zat achter mijn piano, wat natuurlijk een ongebruikelijk instrument is in een Ierse jamsessie, maar daarmee kon ik mijn ideeën duidelijk maken aan de jongens die aan het spelen waren. Het was een zeer vruchtbare sessie.  

AS: Hoe heb je de bandleden ontmoet?

AO: De regisseur had ze gevonden, of had zijn assistent op YouTube laten kijken en gewoon naar een lading Ierse muzikanten laten luisteren. Hij werd door wat Eoghan en Flaithri aan het doen waren echt aangetrokken en hij zei dat ik naar deze jongens moest luisteren, dat we hen zouden moeten vragen en we waren het er gewoon over eens dat deze jongens een cool geluid hadden. Eoghan is de vioolspeler, hij speelt alle traditionele Ierse muziek, hij doet veel looping, en speelt veel experimenteel werk met de viool. Daarom hebben we ervoor gekozen om met hen samen te werken, omdat het traditionele Ierse muziek was, maar wel op een eigen manier en dat maakt het interessant.

AS: Wat zijn de grootste verschillen nu je weer in Europa terug bent nadat je Hollywood hebt achter gelaten?

AO: Uiteindelijk komt het neer op de omvang en de scope van de producties. Eigenlijk hangt het ervan af, in Amerika is er duidelijk sprake van het maken van onafhankelijke films die voor niet veel geld gemaakt worden. Maar als je in een studiosysteem werkt, heb je het meestal gewoon om meer middelen: er zijn meer mensen bij betrokken en er zijn meer mensen die de beslissingen nemen. In de studiowereld, dat wil zeggen de grote filmstudio’s, zijn er in veel gevallen veel mensen die betrokken willen zijn bij de besluitvorming over de muziek. Het is niet alleen de regisseur. Terwijl het bij de Europese films de neiging heeft om hier een alternatieve methode te gebruiken om films te maken. In zekere zin is er meer vrijheid, wat ik erg leuk vind en het grappige is dat zelfs bij grote Hollywood-films die ik heb gedaan, maar met Europese regisseurs, ik meer vrijheid heb. Er is dan een soort idee dat je de artiest kiest met wie je wilt samenwerken en dat je ze hun werk laat doen.

Het grootste deel van mijn werk is nog steeds in Hollywood, ook al woon ik in IJsland. Ik heb het gevoel dat het heel gezond is om gewoon uit de omgeving te stappen, omdat je er in zekere zin van een afstand naar kijkt. Je zit niet in het midden van het gebeuren of hoe je het ook wilt noemen en ik heb het gevoel dat het me creatief heeft geholpen om meer, denk ik, creatief te zijn. Ik heb het gevoel dat ik de dingen anders aan het benaderen ben, omdat ik niet in het hart ervan zit: Ik kom gewoon van een afstand binnen.

AS: Je kunt creatiever zijn door de afstand en zaken als tijdzoneverschillen wegens minder communicatiemogelijkheden?

AO: Dat kan een onbedoeld gevolg zijn. Ja, dat hoort daar ook bij. Het andere deel is gewoon dat ik in een klein stadje woon met werkelijk verbazingwekkend mooie natuur. Wonen in een kleine stad betekent dat je minder tijd in de auto doorbrengt, dat je minder tijd besteedt aan dingen die niets met de muziek te maken hebben. Ik heb het gevoel dat ik meer tijd heb, meer ruimte heb om na te denken en creatief te zijn. Ik denk dat het allerlei voordelen heeft.

AS: Wordt je meer beïnvloed door de natuur en de mensen in IJsland?

AO: Misschien. Zoals ik al zei, alleen een wandeling in de natuur is al inspirerend. Er is die stilte daar, er is rust. Voor mij is het goed om kalm te zijn als ik dingen creëer. Sommige mensen gedijen beter in een soort andere omgeving met meer actie, maar het lijkt erop dat ik liever op een rustige plek woon en af en toe voor actie naar de grote stad ga en dat lijkt me creatief gezien beter te werken.    

AS: Ik kwam erachter dat je een concert met je muziek in IJsland hebt gegeven. Hoe voelt het om een concert te doen met alleen je eigen muziek?

AO: Het is best eng om een heel concert te dirigeren met muziek van wie dan ook, laat staan van mijzelf! Maar ik bedoel, alle grapjes daargelaten, het was een geweldige ervaring en het was niet iets waar ik zelf aan had gedacht of gepland, maar de manager van het orkest stelde voor om een concert te geven met mijn werk – als een soort van thuiskomstconcert. Alle aspecten ervan waren erg leuk, al was alleen maar om terug te keren naar de muziek waar ik al lang niet meer naar geluisterd had. Het was erg interessant om te zien of we een bepaald stuk op een plek konden gebruiken. Het samenstellen van een programma uit mijn portfolio was erg interessant. Het was artistiek interessant om de stukken opnieuw te bekijken. Het was persoonlijk interessant om de tijden die je doormaakte opnieuw te beleven en natuurlijk dirigeerde ik mijn muziek in de studio, maar ik had nog nooit een volledig concert gedirigeerd. Ook dat was een persoonlijke uitdaging, gewoon in het diepe springen.

AS: Nu jij je muziek live hebt horen spelen op je eigen concert maar ook vorig jaar op Tenerife, heeft dat je manier van componeren veranderd?

AO: Ja, ik denk het. Ten eerste, om eerlijk te zijn, zou ik het niet erg vinden om de muziek vaker uit te laten voeren, maar ik denk dat je er gewoon een beetje meer vanuit een muzikaal oogpunt over gaat nadenken dan vanuit het standpunt van de filmmaker. Je wordt eraan herinnerd dat het wel filmmuziek is, maar zou het niet geweldig zijn als het op zichzelf staat, gespeeld door een orkest als dat kan. Niet alle filmmuziek is orkestraal. Het heeft ervoor gezorgd dat ik in zekere zin betere concertmuziek wil schrijven.

AS: Als laatste vraag, wat kunnen we in de nabije toekomst van je verwachten?

AO: Er zijn een paar films in aantocht, ik ben net klaar met een film voor Netflix, die in juli uitkomt, genaamd How It Ends. Ik sta op het punt om een zeer drukke periode in te gaan om de muziek af te ronden voor een remake van een film genaamd Jacob’s Ladder. Het is een soort horrorsoundtrack, waar ik graag mee rommel, want je mag experimenteren en gekke dingen doen. De regisseur die de film Rams heeft gemaakt en die een paar jaar geleden een prijs won in Cannes, is een IJslandse regisseur. We gaan aan zijn volgende film werken. Bovendien werk ik, zoals ik al eerder zei, aan mijn eigen soloprojecten. Met TORREK gaan we nadenken over een nieuw album, nu de eerste uit is. Er is veel werk in het vooruitzicht en tegelijkertijd heb ik televisieprogramma’s die er aan komen of al aan de gang zijn. Dus ja, het is gewoon een kwestie van genoeg tijd in de dag vinden om alles te doen!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *